Het vervolg op De renbaan – deel 1.
Met mijn rug naar de A50 stap ik aan de achterkant van Nationaal Verstrooiterrein Delhuyzen het bos in richting Rozendaalse hei. Het duurt nog geen 30 seconden of ik krijg een zwarte specht in het vizier. Aangezien dit wederzijds is, gaat hij er snel vandoor.
Op het moment dat ik de hei opstap word ik begroet door staartmeesjes – mijn dag is weer goed. In de verte staat een kudde Schotse Hooglanders en ik vervolg mijn weg langs het betonnen fietspad dat richting de brandtoren leidt. Maar zo ver hoef ik niet te lopen. Een zoeltje verraadt de aanwezigheid van wilde zwijnen. Ik heb tweeënhalf uur tot de zon ondergaat én de regen komt. Na een heldere dag komt de bewolking langzaam opzetten.
Zo in de winter is het bos op zijn kaalst. Een goed moment ook, om in het bos en op de hei het pijpenstrootje te zien, dat nu geel van kleur is. Als je goed kijkt zie je in het bos op deze manier zo oude – nu afgesloten – paden lopen, vol gras, omdat er minder bomen boven groeien en omdat er in het verleden veel is gelopen of gereden. Dat plat trappen van de grond heeft blijkbaar een goede invloed op pijpenstrootje, want op de heide kan je op deze manier soms oude karrensporen terugzien in lange dubbele rijen gras.
Ik steek rechtsaf, daar ligt het perceel bos dat ik wil zien. Op zoek naar sporen van de renbaan. Tussen grond van Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Gemeente Rozendaal, ligt een stukje, hét stukje, dat met bordjes wordt beschreven als het eigendom van Erven Zimmerman-van Pallandt. Privé-eigendom dus, maar wel vrij te betreden.
Op mijn kaart zie ik dat dit stuk bos “Nieuwe Kamp” heet en mijn bospad Terletseweg. We bevinden ons tussen de 65 en 85 meter boven NAP. Mijn pad loopt naar het zuiden en links daarvan (aan de oostkant van het pad) heeft de renbaan gelegen. Maar ja, waar moet ik op letten? Ik zie vooral aangeplante grove dennen, maar met een beetje mazzel zou ik de contouren van de baan kunnen zien in een grotere hoeveelheid pijpestrootje. Elk pad naar links is helaas verboden toegang. Rustgebied voor het wild. Ik zie in de verte ook een boswachter in zijn terreinwagen. Ik waag het er niet op.
(Lees onder de foto verder)
Zelf vind ik het ook heel irritant om in mijn rol als vrijwillige boswachter mensen weg te sturen die op plekken zijn waar ze niet mogen komen. Met een beetje pech mag deze boswachter ook verbaliseren, nee, zover wil ik niet gaan. Wel jammer, want ik zie en aantal open plekken in het bos, die mogelijk sporen kunnen opleveren. De verboden paden geven wel mooie doorkijkjes, waar je met schemer vast ook wild kunt spotten. Maar voor nu: vooral veel geel gras.
Ver door de bomen heen zie ik het groene gras van een wildweide. Altijd een aantrekkelijke plek voor mij. Maar ik zie ook dat de boswachter daar is gearriveerd. Met een emmer in de hand lijkt hij voer te strooien voor de herten. Gezien het raster om het veld zijn zwijnen niet welkom. Wanneer ik op het punt kom, waar mogelijk de zuidelijkste lus van de renbaan moet hebben gelegen zie ik in het bos een strook pijpenstrootje dat met wat verbeelding prima de contouren van een mooie bocht in de renbaan kan hebben. Ik kan het mis hebben, maar ik maak mezelf graag wijs dat ik er toch een klein beetje van heb kunnen zien.
Hoewel het een mooi bos is, zou ik graag linksaf slaan om zo goed als het kan een rondje te lopen om het gebied van de renbaan. Zo af en toe zie ik hulst staan, een teken dat er vroeger mensen in de buurt hebben gewoond, of beter gezegd: dat er schapen gehoed zijn. Hulst wordt als sinds heel lang geleden gebruikt in schaapskooien, omdat dit een beschermend effect tegen mondzeer bij schapen zou hebben. Naast kleine struikjes vind ik ook een prachtige grote hulstboom.
Eindelijk mag ik linksaf en loop ik langzaam het bosperceel uit richting het Rozendaalse Veld. Het ligt er prachtig bij. Daarna draai ik naar het noorden en loop zo aan de oostkant van het bosperceel langs (naar links speuren door de bomen). Zou hier de ingang geweest zijn? Ik kan er zo op het oog niks van bakken. De sporen zijn mij te onduidelijk. Door de berken piepen de meesjes gezellig. Ik zie in dezelfde berk een goudhaantje en een goudvink. Goeie match wel.
Zo bereik ik het fietspad weer. ANWB paddenstoel 21059 staat er keurig bij, tijd om weer terug te gaan. Op het bospad richting mijn auto liggen volop plassen van de vele regen van de afgelopen periode. Eén van de ondiepe plassen kleurt prachtig roestbruin. Rodolm, het verraadt de aanwezigheid van ijzer in de bodem. In de verte zie ik de lichten van de auto’s die vanuit Schaarsbergen de A50 oversteken en langs de ventweg verder gaan.
Ik ben bijna bij de auto als er 30 meter voor me twee reeën het pad oversteken op hun dooie gemakje. Ik blijf stokstijf staan. Ze kijken rond, zien mij. Denken dat ik een bijzondere boom ben (zwarte broek, groene jas) en scharrelen chill door. Totdat ik in beweging kom en het duo met een volle sprint in het bos verdwijnt. 10 meter verder kijk ik opzij en zie verderop een reusachtige hooglander-stier staan. Wat is de Veluwe toch f*cking mooi.
Helaas heb ik weinig tot niks kunnen zien of vinden wat op een renbaan lijkt. De sporen liggen mooi verstopt in een bosperceel waar ik niet in mag. Wie weet dat met andere begroeiing in een ander seizoen meer te zien is. Iets zegt me dat mijn speurtocht nog niet ten einde is. Zeker nadat ik op een andere oude kaart zag dat er vlak bij Kasteel Rosendael nóg een renbaan heeft gelegen. To be continued.